Door de coronacrisis leerde ik beter samenwerken met collega’s en familieleden van patiënten

Wonnie Lo-A-Foe Zorgheld

Voor ANIOS Ouderengeneeskunde Wonnie Lo-A-Foe (32) was de coronacrisis zwaar, maar ook leerzaam. Het bezoekverbod in haar verpleeghuis zorgde voor een andere manier van samenwerken. Met familieleden van patiënten en met zorgverleners van andere disciplines. Hoe heeft Wonnie deze periode ervaren?

Ik werk sinds anderhalf jaar als ANIOS in een verpleeghuis voor dementerende ouderen. Een doelgroep die regelmatig bezoek ontvangt. Soms zelfs dagelijks. In de eerste weken van de coronacrisis stelde het kabinet een bezoekverbod in verpleeghuizen in. Dat zorgde in eerste instantie voor een enorme chaos.

Zelf was ik ook huiverig voor de gevolgen van het bezoekverbod. Ik had honderd vragen tegelijk: hoe vertellen we dit aan onze bewoners? Hoe leveren we dezelfde kwaliteit van zorg? En hoe begeleiden we de bewoners in de terminale fase?

Families blijven betrekken

Ook bij de families merkte ik onrust. Ik was veel tijd kwijt aan telefoontjes beantwoorden. Soms vroegen wanhopige familieleden van patiënten of we een uitzondering konden maken voor het verbod. Dat was heftig. En beeldbellen was een oplossing, maar bijvoorbeeld niet voor patiënten die niemand meer herkenden. Zij begrepen dat niet.

De nieuwe manier van samenwerken vond ik een uitdaging. Zeker in de terminale fase. Door het bezoekverbod waren de families op ons aangewezen. Hoe kon ik ze blijven betrekken? Want een familielid dat regelmatig langskomt, ziet zelf hoe een patiënt achteruitgaat. Dat helpt bij het acceptatie- en verwerkingsproces.

Nu langskomen niet meer kon, merkte ik dat het hielp om familieleden letterlijk te vertellen hoe een patiënt erbij lag. Bijvoorbeeld: “Meneer is veel afgevallen en hangt veel in zijn stoel.” Of: “Meneer eet niet meer en ligt er apathisch bij.” Zulke beeldende beschrijvingen kunnen familieleden helpen bij de verwerking.

”Door het bezoekverbod raakte de vrouw van een patiënt in paniek”

Regie durven pakken

Het bezoekverbod leidde ondanks veel verdriet ook tot één bijzondere situatie. Eén van onze dementerende bewoners was al ruime tijd aan het verzwakken. Ik wist: hij is op. Zijn partner kon niet accepteren dat het slechter ging en bezocht hem voor de coronacrisis elke dag. Tijdens die bezoeken forceerde ze haar man met een zelfbedachte methode om te eten. De verpleging stond hier niet achter, omdat de patiënt bij hen vaak eten weigerde door zijn kiezen op elkaar te klemmen. Maar bij zijn vrouw hield hij zich groot.

Door het bezoekverbod raakte zijn vrouw in paniek. Ze had het heel moeilijk. Konden we geen uitzondering voor haar maken? Ik hoorde de wanhoop in haar stem. Maar we moesten streng blijven. Vanaf het bezoekverbod ging de patiënt verder achteruit: hij verslikte zich veel en verslechterde mentaal. Ik belde dagelijks met zijn vrouw. Legde uit dat haar partner echt niet meer verder wilde. Dat hij mentaal niet meer de man was van vroeger. En dat het gevaarlijker werd om te eten, omdat hij zich steeds verslikte.

Door deze gesprekken groeide haar vertrouwen in mij. Ze durfde de controle stap voor stap los te laten. Haar machteloosheid maakte plaats voor acceptatie van de realiteit. Uiteindelijk was ze bij het afscheid van haar partner. Ik merkte tijdens het nazorggesprek dat ze berusting had gevonden. Ze vertelde me hoe mooi ze de laatste dagen van haar man had ervaren. Eindelijk kon ze beginnen met rouwen. Dat vond ik heel bijzonder.

Ik heb hiervan geleerd dat ik meer de regie mag pakken. Hoewel ik de familie vaak betrek bij de besluitvorming, moet ik als arts soms medisch zinvolle beslissingen maken. Het gaat tenslotte om het welzijn van de patiënt. Als ik terugkijk, had ik misschien eerder een gesprek over het loslaten moeten voeren. Waarschijnlijk voelde ze veel druk door die dagelijkse bezoeken. Dit had haar en haar man eerder rust kunnen geven.

“Ik was bezig met het vakgebied van mijn collega’s”

Signaalfunctie

Om het besmettingsgevaar te minimaliseren, werkten collega’s zoals de psycholoog, diëtist, fysio- en ergotherapeut verplicht op afstand. Dat vond ik in het begin lastig, want zij pikken essentiële signalen op. Ze zien tijdens een sessie bijvoorbeeld dat een bewoner struikelt, of verward gedrag vertoont. Door hun observaties krijg ik normaal gesproken een vollediger beeld van een patiënt.

Omdat ikzelf wel op de locatie werkte, werden ze rollen omgedraaid: ik kreeg de signaalfunctie. Ik ben perfectionistisch aangelegd, dus deze nieuwe taak zorgde best voor wat onzekerheid.

Als arts wil ik het vaak zelf doen, maar door deze samenwerking móest ik wel om hulp vragen. Daarom pakte ik sneller de telefoon op. Bijvoorbeeld om de fysiotherapeut advies te vragen als ik iemand moeilijk zag lopen. Wat kan ik in zo’n situatie doen? Waar moet ik op letten? Door te overleggen kwamen we tot de conclusie dat pantoffels een goede ondersteuning konden bieden. Dankzij zulke gesprekken kreeg ik inzicht in het werk van mijn collega’s. En kan ik voortaan beter op zulke problemen inspelen.

Vertrouwen

Inmiddels keert de rust terug bij de locatie. En is er tijd voor reflectie. Ik ben echt heel trots op mijn collega’s. We hebben ons zo snel aangepast aan de situatie. Dat vind ik indrukwekkend. En ik durf ook te zeggen dat ik trots op mezelf ben. Ik heb veel structuur nodig, maar ben een stuk flexibeler dan ik dacht. Ik durfde de controle zelf iets meer los te laten. En te vertrouwen op het advies van mijn collega’s. Door deze nieuwe manier van werken is ons team nu nog sterker. Ik voel me een completere arts.

Michelle Verwijs
Zorgcoördinator

Meer weten?
Neem direct contact met mij op!

Heb jij het lef om de beste versie van jezelf te worden? Ik ga graag met je in gesprek om dat te ontdekken.